woensdag 9 juni 2010

Nederlandse taal

De Nederlandse taal werd ons met de paplepel ingegoten. Helemaal niet moeilijk, het ging gewoon vanzelf. De of het? Als ukkie was het even zoeken, maar na een paar jaar kletsen kregen we er gevoel voor en nu doen we het automatisch goed.
Sterke werkwoorden vervoegen? Alleen een peuter zegt ‘ik loopte de trap op’ en ‘ik heb geklimd in de speeltuin’. Het gevoel komt vanzelf en tegen de tijd dat peuter kleuters worden in groep 1, gaan die werkwoorden goed. Net als met het verschil tussen de of het. De Nederlandse taal lijkt dus gemakkelijk.
Pas nu ik Julian help met het leren van Nederlands als tweede taal, zie ik de hobbels. Praten gaat best; maar schrijven is een heel ander verhaal. Schrijf je nu paard of paart, met een lange staart of staard? Waarom is komen met één o en rood met twee, terwijl je allebei de keren dezelfde klank hoort? Gelukkig kennen deze problemen regels, zodat ik het Julian uit kan leggen en hij snapt hoe het zit.
Een heel ander verhaal is de categorie dezelfde klank, andere letter. Want het valt niet uit te leggen wanneer je een ch schrijft en wanneer een g. Net zoals er geen regels zijn waarom het touw is en geen tauw en blauw en geen blouw. Ja, je ziet het onmiddellijk, maar dat komt alleen maar door het jarenlang gebruik van de taal.
Indezelfde categorie is er nog een lelijke instinker. Floddertje schreef ooit met letters op de kale hoofden van vriendjes toen het heel warm was: wij ijsen eis. Gelukkig stond de juf van school erbij, anders waren er veel kinderen opgegroeid zonder te weten dat het wij eisen ijs moet zijn.
Diezelfde schooljuf is ook nu weer nodig. Want, tja, het is best een hele prestatie om die berg te beklimmen, ik neem mijn petje er voor af. En ik geloof best dat de Alpe d’Huez stijl heeft, maar volgens mij, lieve jongste zus, is ie vooral heel erg steil.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten